Een kleine marathon, ik schreef het al. Van een echt startvak, met dranghekken zoals in vele andere gevallen was geen sprake. We stonden gewoon bij de boog, op straat, Het publiek kon er tussen komen staan, en deed dat ook. Tot vlak voor de start. Pang en weg..
De bedoeling was dat ik met Onno in een rustig tempo zou gaan lopen. Dat deden we dan ook. Ron en Edwin zag ik al snel niet meer. Om maar te zwijgen over de raket Ruben. Het voelde goed. Onno en ik liepen heerlijk. Het woord ‘genieten’ mag ik hier met een gerust hart bij zetten. Al snel moesten we de gevreesde brug over. Ok, het tempo zakte iets maar op zich viel die brug me best wel mee. Na de brug sloegen we rechts af om langs het water te rennen. Wat een mooi stukje daar. Het was ietwat nevelig en ook onder die omstandigheden was het uitzicht geweldig. We liepen door een mooie wijk, met enthousiaste toeschouwers. Hier zou ook ergens een keerpunt zijn. Op een gegeven moment zagen we de winnende Zweed al ons tegemoet komen rennen. Met een flink gat tussen hem en de tweede man. En niet zo heel gek veel later kwam Ruben al in een groepje aandraven. Dat hele stuk, ook weer terug naar de brug liep ik erg lekker. Bij de brug begon het heuse klimwerk. Ik merkte dat ik moest gaan werken. Het tempo kon ik vasthouden maar het kostte me meer moeite. We liepen vlak langs onze camping, maar geen enkele aanvechting daar heen te gaan. Ik genoot. Het was mooi! Daarna kwam een hele gemene klim. Kort maar steil. Daar had ik meer moeite mee dan ik van mezelf gewend was. Ik herstelde snel en we konden voor de tweede keer de brug pakken. Ook hier viel het me weer mee. Onno en ik gaven elkaar even een tik, bovenop de brug. Pats, die hebben we! Naar beneden ging uiteraard als een zonnetje.
Daar ergens in de stad kwam, als een duveltje uit een doosje, de verse groep 21km lopers erbij. Net gestart en zo fris als een hoentje. Heel gemeen!! Ik zag ergens voor ons Joost lekker er vandoor gaan. En even later kwamen eerst Jannie en later Ans ons fris en fruitig voorbij schuiven.
Bij de 27km kreeg ik het moeilijk. Ik had Onno al aangegeven dat hij zonder mij verder moest. Hij weigerde: “samen uit samen thuis” Maar op een gegeven moment vond ik toch echt dat hij verder moest in zijn eigen tempo. Ik voelde al aankomen dat het voor mij heel hard werken zou gaan worden. Uiteindelijk ging hij ervandoor. Voor mij brak een wel heel zwaar gedeelte aan. Ik had geen kracht meer. Daarbij was er in dit gedeelte geen stukje lekker makkelijk en recht. Glooiend, niet eens vals plat. Met moeite hield ik het vol tot 30km. In mijn hoofd sprak ik mezelf toe. Ik moest doorzetten. Kom op! Met René maakte ik lachend de 33km vol en nu niet? Ik had wel willen stoppen…het kwam echt op dat moment in gedachten. Maar het was toen nog ‘slechts’ 12km tot de finish. Nee. Stoppen mocht ik niet. Ik was niet aan dit avontuur begonnen om uit te stappen. Was het in Purmerend geweest of voor mijn part Rotterdam dan had ik het zeker wel gedaan. Nu niet. Ik besloot om een klein stukje te wandelen. Beseffend dat het daarna alleen nog maar zwaarder zou gaan worden.
Uitstappen was niet de bedoeling. Het mocht niet. Op de woensdag roep ik altijd naar ‘mijn’ lopers dat ze moeten volhouden. Daar schetter ik dat, naar Jessica, Marjoke, Jeanette en Erwin. “Hou vol!” Dit moest ik afmaken. Ik besloot het niet alleen voor mezelf maar ook voor deze groep te doen. Ik moest en zou met een medaille thuiskomen. Die zou ik aan de woensdaggroep laten zien. Punt uit!
Het werd erg zwaar. Er kwam geen eind aan dat laatste stukje. Tijdens een wandeling tussendoor van pakweg 1km, liep ik een stukje op met een geblesseerde Amerikaan. Allebei niet echt blij. We keken naar rechts en er kwam toch een glimlach op ons gezicht. Het uitzicht maakte veel goed: rimpelloos water. Bootjes en eilandjes spiegelden zich in het fjord. Je zou zo wonen! Een dergelijke wandeling wil ik elke dag wel maken! Toch kwam ik daar niet voor. Ik nam afscheid van de man en zette het weer op een lopen. Nog maar enkele kilometers te gaan. En dan nu niet meer wandelen, doorzetten tot de finish. Voor mijn groep. Voor Nico, Andrea, Luuk, Yvonne, Laura noem ze maar op. Het voorbeeld geven. Mensenlief wat viel het me zwaar. Die laatste kilometers. Er kwam geen eind aan. Ik wist dat de finish ergens tussen twee houten blauwe hokjes was. Mijn Garmin gaf 41km aan en nog geen hokje te zien! En eindelijk, ik zag ze. Het hardlopen voelde weer even als hardlopen. Eindelijk die finish. Ik was op. Gebroken. De emoties kwamen los. Ik had even iemand nodig. Edwin stond ook ineens bij me en ik klampte me aan hem vast.
Zo lang had ik nog nooit over een marathon gedaan. Stockholm was beslist zwaarder en daar deed ik meer dan 40 minuten minder lang over. Ik ging er vanuit dat de hele club al bij de camping was. Maar om de hoek stonden ze me allemaal op te wachten. Een voor een gaven ze een knuffel en een zoen. Wat een lieve groep! Wat een kanjers.
Strijd, de titel dekt zeker de lading in dit geval.